M A N I F E S T
Stop de uitverkoop van
de beschaving
In de afgelopen twintig jaar heeft zich in Nederland,
evenals in veel ons omringende landen, een stille revolutie voltrokken:
de overheid heeft zich teruggetrokken om ruimte te maken voor de markt,
de verzorgingsstaat is ingeruild voor een waarborgstaat, en de samenleving
als geheel is sterk geëconomiseerd. Het marktdenken, dat voorheen
slechts een beperkt deel van het maatschappelijk verkeer beheerste, is
alomtegenwoordig geworden. Premier Wim Kok omschreef dat proces in de
regeringsverklaring van het eerste paarse kabinet in 1994 als volgt: "De
leidende gedachte in dit program is het herijken van de verhouding tussen
gemeenschappelijke regelingen en eigen verantwoordelijkheid." En
even verderop: "Zo kan een nieuw evenwicht groeien tussen de behoefte
aan bescherming en de noodzaak van dynamiek." Inmiddels wordt duidelijk
wat de prijs is die we als samenleving betalen voor dit "nieuwe evenwicht".
Langzaam maar onontkoombaar krijgen we de rekening gepresenteerd voor
het jarenlang veronachtzamen van de publieke zaak door de overheid. Door
de te krappe budgetten voor bijvoorbeeld zorg en onderwijs ontstaan in
deze sectoren steeds meer particuliere initiatieven, met als onvermijdelijk
gevolg een steeds schrijnender tweedeling. In plaats van uit te gaan van
de eigen kracht, is de politiek gaan geloven in de markt als panacee voor
alle maatschappelijke kwalen. De publieke sector is in de uitverkoop gedaan
vanuit de overtuiging dat "de onzichtbare hand van de vrije markt"
de samenleving beter zou kunnen vormgeven dan een democratisch gecontroleerde
overheid. Door dat beleid dreigen niet alleen "typisch Nederlandse"
verworvenheden als een redelijk eerlijke inkomensverdeling, het sociale
zekerheidsstelsel en een voor iedereen toegankelijke gezondheidszorg verloren
te gaan, het is niet minder dan de beschaving zelf die samen met de publieke
sector in de uitverkoop wordt gedaan.
Beschaafd of onbeschaafd?
Hoewel het begrip beschaving door iedereen anders
wordt gedefinieerd, blijkt er in de praktijk van alledag grote overeenstemming
te bestaan over wat wij beschaafd vinden en wat niet. Dat wij in Nederland
geen kinderarbeid meer kennen, is een kwestie van beschaving. Als wij
beelden zien van een verstandelijk gehandicapte die naakt geketend is,
noemen wij dat "barbaars" en zijn we geschokt dat zoiets in
een "beschaafd" land kan voorkomen. Dat het niet beschaafd is
om ouderen, zieken en gehandicapten aan hun lot over te laten, is zo vanzelfsprekend
dat je er niet eens over hoeft na te denken. Of is dat laatste nu juist
het probleem
? Zijn wij in de roes van onze economische voorspoed
gestopt met nadenken over de vraag wat eigenlijk de elementen zijn waaruit
onze beschaving is opgebouwd? Een paar cijfers die daarop lijken te duiden:
- Het aantal miljonairs nam de afgelopen tien
jaar toe van 51 duizend in 1991 tot ruim 200 duizend nu. De top van
het bedrijfsleven vraagt werknemers de lonen te matigen, maar laat de
eigen beloning jaarlijks met zo'n 14% oplopen. Tegelijkertijd is in
de afgelopen jaren het aantal kinderen dat in armoede opgroeit met 15
procent gestegen tot 350 duizend.
- De afgelopen jaren daalde het percentage van
het bruto binnenlands product (BBP) dat aan de gezondheidszorg wordt
besteed van 9,4 procent in 1994 tot 8,6 procent vier jaar later. Tegelijkertijd
nam de vraag om zorg echter toe, onder meer door de vergrijzing en de
vooruitgang van de technologische mogelijkheden. Gevolg: ruim 80 duizend
ouderen, 16 duizend lichamelijk gehandicapten en 24 duizend mensen met
geestelijke problemen staan op dit moment op een wachtlijst voor zorg.
- In 1987 besteedde Nederland nog ongeveer 7 procent
van het BBP aan onderwijs. Dat was 1 procent meer dan het gemiddelde
van de OESO-landen. In 1997 was dat percentage teruggelopen tot 5,1
procent, terwijl het OESO-gemiddelde juist steeg tot 6,5 procent. Uit
recente cijfers blijkt dat het verschil nog altijd groter wordt. In
vergelijking met de markt zijn de salarissen in het onderwijs sinds
1992 8,2 procent achterop geraakt. Vorig jaar kwam het basisonderwijs
9.755 leerkrachten tekort. Voor 2002 wordt het tekort geschat op 11,5
duizend.
- Terwijl de koopkrachtige elite in de centra
van de grote steden bedragen van meer dan een miljoen gulden neerlegt
voor een driekamerwoning, daalde aan de andere kant van de woonmarkt
het aantal goedkope huurwoningen (van minder dan 500 gulden per maand)
van ruim 1,6 miljoen in 1992 tot 431 duizend in 2000. Het aantal daklozen
wordt op dit moment geschat op 25 tot 30 duizend. Het aantal jongeren
onder hen steeg van 3 procent in 1994 naar 16 procent vijf jaar later.
Deze lijst is moeiteloos aan te vullen met cijfers
over de veiligheid, het milieu, ruimtelijke ordening, cultuur, openbaar
vervoer en justitie. En steeds zien we hetzelfde beeld: terwijl de rijkdom
in Nederland toeneemt, dalen de bestedingen voor de gemeenschappelijke
voorzieningen, in ieder geval als percentage van het BBP.
Is dat erg?
Ja, dat is erg. Want die gemeenschappelijke voorzieningen dragen in belangrijke
mate bij aan het beschavingspeil van ons land. Om dat duidelijk te maken
onderscheiden wij drie beschavingselementen: het collectieve bewustzijn,
de sociale moraal en de taal.
Winst of verlies?
Het collectieve bewustzijn richtte zich gedurende
het grootste deel van de vorige eeuw vooral op het sociale, op dat wat
mensen in deze samenleving gemeen hebben. Sinds de jaren tachtig overheerst
echter het economisch eigenbelang. Het politieke debat bestaat sindsdien
voornamelijk uit financiële verhandelingen, en de dominante "waarden"
zijn die van economische doelmatigheid. Dat komt doordat liberalen en
sociaal-democraten eensgezind van mening zijn dat de BV Nederland zich
moet conformeren aan de eisen die de nieuwe economische wereldorde met
haar vrijhandel, harde concurrentieverhoudingen en nadruk op geld en efficiëntie
stelt. Sterker: Nederland betoont zich internationaal keer op keer een
warm pleitbezorger van vrijhandel en liberalisering. Dat deze nieuwe,
economische wereldorde er onder meer toe leidt dat niet alleen de kloof
tussen arm en rijk steeds groter wordt, maar dat bovendien het aantal
arme landen ook in absolute zin blijft groeien, lijkt geen punt van overweging
meer te zijn. Deze onverschillige houding staat een diepgravende analyse
van het probleem van de internationale migratiestromen in de weg. En dus
ook een eventuele oplossing daarvan. In de neoliberale wereldorde heeft
het kapitaal meer bewegingsvrijheid dan de mens. Op de geliberaliseerde
financiële markten flitsen enorme geldbedragen over de wereld, immer
op zoek naar het hoogste rendement. Daarbij laten zij niet zelden een
spoor van vernietiging en ellende achter, zoals de crises in Mexico, Zuidoost-Azië
Brazilië en Rusland hebben laten zien. In dit verband wordt wel gesproken
van "casinokapitalisme". Zoals men zich bij de aanblik van de
gokverslaafden in het casino kan afvragen of dit nu is wat ons bij het
begrip "beschaving" voor ogen staat, zo kun je je ook afvragen
hoe beschaafd het is om willens en wetens de ogen te sluiten voor de menselijke
fall-out van het flitskapitaal.
Ondertussen ontkomt ook het rijke Nederland niet aan de negatieve gevolgen
van de neoliberale revolutie. Om op het mondiale "speelveld"
zo goed mogelijk voor de dag te komen, dienen we onze eigen samenleving
primair te zien als een economische productie-eenheid. Of het nu gaat
over de gezondheidszorg, het onderwijs, de kunst, de openbare ruimte,
het vervoer, het recht, natuur en milieu, de veiligheid, of de media
beleid, wetten en regels worden vooral uitgedrukt in termen van efficiëntie
en winst. Maar efficiëntie vandaag leidt niet zelden tot inefficiëntie
morgen. "Winst" op één terrein leidt niet zelden
tot "verlies" voor de samenleving als geheel. Dat is zichtbaar
voor hen die begrippen als rechtvaardigheid en solidariteit, gelijkheid
en waardigheid, respect en ontwikkeling nog op waarde weten te schatten.
Maar juist die begrippen lijken niet meer als vanzelfsprekend te horen
bij de "moderne" mens, laat staan bij de "moderne"
politicus en dito overheid. De vraag is opnieuw: hoe beschaafd is dat?
Het tweede beschavingselement, de sociale moraal, wordt aangetast door
de rigide afrekencultuur die zo karakteristiek is voor de markt. De slijtage
van de sociale moraal is merkbaar in het gewone intermenselijke verkeer,
maar ook steeds meer in de publieke sector. Tot dagelijkse ergernis van
de mensen die het echte werk in de publieke sector moeten verrichten,
is er nauwelijks meer ruimte voor dat wat de sociale moraal bepaalt: professionele
autonomie, beroepsethiek, loyaliteit aan de organisatie, affiniteit met
het algemeen belang, en de bereidheid volgens morele maatstaven de zorg
en aandacht te geven die de persoon of de publieke zaak verdienen en nodig
hebben. Het wekt dan ook geen verbazing dat de publieke sector kampt met
ernstige personeelstekorten.
Wat betreft het derde element, de taal, kan moeilijk ontkend worden dat
deze aan de ene kant verzakelijkt en aan de andere kant trivialiseert,
waardoor het steeds moeilijker wordt om immateriële zaken als verlangen,
gevoel, of het "grote verhaal" te verwoorden. De taal wordt
in toenemende mate beheerst door technocratische begrippen als meetbaarheid,
efficiëntie en resultaat. Zelfs over een gevoelig onderwerp als euthanasie
wordt vooral in termen van procedures en toetsingsmomenten gesproken.
Tegelijkertijd verliezen steeds meer woorden hun betekenis door de manier
waarop zij door de commercie worden aangewend. Wat betekent het nog als
iets "uniek" wordt genoemd?
Armoe is ook troef in de beeldtaal. De televisie, met zijn grote invloed
op ons allen en met name de jeugd, wordt steeds meer gedomineerd door
een klein aantal bedrijven dat zich alleen laat leiden door de belangen
van (buitenlandse) aandeelhouders. Zij voelen zich op geen enkele manier
verantwoordelijk voor de beschaving, noch voor een hoogwaardig aanbod
van informatie en cultuur die bij uitstek door radio en televisie geboden
zouden kunnen worden. Daar komt bij dat de privatisering van de kabelinfrastructuur
maakt dat we steeds minder te vertellen hebben over wat we op de buis
te zien krijgen en tegen welke prijs. Ook daarvan kun je je afvragen hoe
beschaafd dat is.
De publieke zaak
Je zou beschaving ook kunnen definiëren als
datgene wat het alledaagse leven van gewone mensen waardevol maakt. De
beschaving is als een tapijt dat door de eeuwen heen met gezamenlijke
inspanning is geweven en waaraan nog dagelijks wordt gewerkt. Ervaringen
uit het verleden hebben velen het belang doen inzien van solidariteit
en respect, van de gelijkwaardigheid van ieder mens. We zijn gaan beseffen
dat onderwijs de mens in staat stelt om zichzelf te verheffen. Dat zorgzaamheid
en generositeit het leven verrijken en een samenleving leefbaar maken.
We zijn gaan begrijpen dat kunst en cultuur bescherming verdienen omdat
zij de samenleving voorzien van vernieuwende en vitale impulsen. En dat
de natuur er niet alleen maar is om door de mens geëxploiteerd te
worden, dat daarentegen het lot van mens en natuur onlosmakelijk met elkaar
zijn verbonden. Omdat al deze zaken uitstijgen boven het belang van het
individu, hebben we ze met brede instemming en met zichtbaar voordeel
voor iedereen tot een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid gemaakt:
de publieke zaak.
De vraag is nu: zijn wij beter af als we die publieke zaak overlaten aan
de markt, of zijn er nog altijd goede redenen om de overheid daarvoor
verantwoordelijk te laten zijn? De eerder genoemde cijfers geven al aan
dat een keuze voor de markt in ieder geval niet zonder gevolgen blijft.
De belangrijkste kracht achter het mechanisme van de markt is immers het
directe eigenbelang van het individu: wat goed is voor de één,
zal uiteindelijk ook goed zijn voor allen. Vertaald naar de economische
verhoudingen van de éénentwintigste eeuw betekent dit echter
dat wij moeten geloven dat wat goed is voor het bedrijfsleven, ook goed
is voor ons allemaal. Of sterker nog: dat wat goed is voor de aandeelhouders,
goed is voor de samenleving als geheel. Dit nu blijkt in de praktijk te
veel gevraagd: het aantal voorbeelden waarin dit evident niet het geval
is, stapelt zich op.
- In hun ijver om de verzelfstandigde spoorwegen
zo snel mogelijk naar de beurs te brengen, vergaten de NS-bestuurders
dat de samenleving wél behoefte heeft aan goed vervoer van A
naar B, maar niet aan flitsend managementjargon, shareholders-value
en misleidende winstverhalen waarin enkelen verdienen aan ontmantelde
spoorwegen, terwijl de samenleving wordt beroofd van een hoogwaardige
basisvoorziening. Van het NS-personeel werd verlangd dat zij een honderd
jaar oude traditie van zorgvuldigheid en toewijding aan het werk inwisselde
voor de opgejaagde neurotisering, de ontmanteling van structuur, ervaring
en zingeving die horen bij "de tucht van de markt". Daar ligt
de werkelijke oorzaak van hun opstandigheid, en van het ontsporen van
de NS.
- De afgelopen jaren heeft de landbouwsector de
rekening gepresenteerd gekregen voor de schaalvergroting die onder regie
van met name het Europese landbouwbeleid is doorgevoerd. Bij velen is
daardoor het besef doorgedrongen dat er meer aandacht moet komen voor
kleinschaliger, ecologisch verantwoorde alternatieven. Daarvoor is een
actieve, sturende rol van de overheid noodzakelijk. Het neoliberale
beleid is er echter juist op gericht de landbouw veel meer te gaan onderwerpen
aan "de tucht van de markt". In de praktijk betekent dit dat
bijvoorbeeld de subsidies voor omschakeling naar ecologische bedrijfsvoering
in Nederland worden afgeschaft. Tegelijkertijd krijgen de agro-industriële
multinationals, die hun marktdominantie juist danken aan de schaalvergroting,
een nog grotere invloed. En deze ondernemingen zijn door hun aard en
omvang juist geïnteresseerd in een verdere industrialisering van
de landbouw.
- De toegankelijkheid van de zorg is nu al een
groot probleem. Dat ieder mens recht heeft op goede medische zorg is
een opvatting die vaak slechts met de mond wordt beleden. Het solidariteitsbeginsel
in de zorg staat door het toegenomen marktdenken onder druk. Voorkomen
moet worden dat een maatschappij ontstaat waarin zorgverzekeraars alleen
geïnteresseerd zijn in jonge, gezonde mensen, terwijl ouderen en
gehandicapten als een last worden ervaren. Niet de dikte van de portemonnee,
maar de behoefte aan zorg moet centraal staan.
- Ook bij de ontwikkeling van nieuwe medicijnen
blijkt dat een vertrouwen op marktwerking alleen niet leidt tot het
dichterbij brengen van oplossingen voor de meest urgente problemen in
de wereldvolksgezondheid. Tussen 1975 en 1997 ontwikkelde de farmaceutische
industrie 1200 nieuwe geneesmiddelen. Een indrukwekkende prestatie.
Maar van al die nieuwe middelen waren er slechts 12 bedoeld voor de
bestrijding van tropische ziektes, terwijl die verreweg de meeste slachtoffers
maken. De reden: de Derde Wereld is geen interessante markt, omdat de
mensen er simpelweg het geld niet hebben om dure westerse geneesmiddelen
te kopen. Een "gezonde" bedrijfsvoering van de farmaceuten
leidt dus niet "vanzelf" tot een gezondere wereld.
Ook hier geldt dat de lijst van voorbeelden en
cijfers moeiteloos valt uit te breiden. Zowel in het groot als in het
klein blijkt het adagium "hoe meer marktwerking, hoe beter voor ons
allen" niet te kloppen. Wie dacht dat bureaucratie en klantonvriendelijkheid
het exclusieve domein waren van overheidsdiensten en -bedrijven weet sinds
de komst van UPC dat dit een vergissing was. En sinds de markt voor energie
in Nederland is geliberaliseerd, kopen Nederlandse elektriciteitsbedrijven
steeds vaker "vuile" maar goedkopere stroom uit het buitenland
in, terwijl tegelijkertijd Nederlandse energiecentrales stilliggen omdat
zij weliswaar schonere, maar ook iets duurdere energie produceren.
Daarmee raken we aan nóg een kwalijk aspect van het neoliberale
marktgeloof. Op het mondiale economische slagveld dat door de terugtredende
overheden wordt gecreëerd, kunnen alleen de sterksten overleven:
en dus vindt in het internationale bedrijfsleven op dit moment een steeds
heviger wordende concurrentie plaats met permanente schaalvergroting tot
gevolg. Nog maar nauwelijks heeft het ene bedrijf het andere overgenomen,
of het nieuw ontstane megabedrijf wordt alweer ingelijfd in een nog groter
verband. De bedragen die gemoeid zijn met overnames en fusies zijn elk
jaar duizelingwekkender.
Uit onderzoek blijkt dat slechts een kleine minderheid van alle overnames
en fusies leidt tot economische meerwaarde. De meeste fusies zijn in economische
zin onzalige beslissingen. Maar minstens zo zorgwekkend als de economische
kosten van al het overnamegeweld zijn de gevolgen voor het democratisch
gehalte van de samenleving. De handel en wandel van multinationale ondernemingen,
die met begrotingen werken waarbij die van menig geciviliseerd land volstrekt
in het niet vallen, onttrekt zich meer en meer aan de democratische controle
van nationale parlementen. Supranationale parlementen blijken niet in
staat dat democratisch gat te dichten. Het is geen toeval dat het proces
van Europese eenwording, dat vooral wordt gestuurd door multinationale
ondernemingen, gepaard gaat met een schrikbarende uitholling van de democratie.
Wie de behartiging van het algemeen belang uitbesteedt aan de markt, schaft
in feite de democratie af. Dat de "keuzevrijheid" van de "mondige"
consument daarvoor een waardig en wenselijk alternatief zou zijn, is in
het licht van bovengenoemde schaalvergroting, waarbij uiteindelijk op
elke markt slechts enkele megaconcerns overblijven, een veel te optimistische
veronderstelling. Veel van wat tegenwoordig "maatschappelijk verantwoord
ondernemen" heet, is bovendien nauwelijks meer dan een kwestie van
public relations en beeldvorming.
Om een voorbeeld te geven: als gevolg van het beleid van privatisering,
deregulering en commercialisering neemt zowel nationaal, maar zeker ook
internationaal de ongelijkheid in inkomen en beloning steeds groteskere
vormen aan. Dat topvoetballers tegenwoordig een jaarsalaris kunnen verdienen
van 13 miljoen gulden, terwijl de arbeiders in de schoenenfabrieken van
Nike en Adidas genoegen moeten nemen met een inkomen van een rijksdaalder
per dag, is niet alleen bizar maar ook weerzinwekkend. Het wekt weerzin
omdat het indruist tegen ons gevoel van wat beschaafd is en wat niet.
Maar welke voetbalschoenen moet een "bewust consumerende" ouder
voor zijn kind kopen om een einde te maken aan het mensonterende verschil
in beloning tussen die topvoetballer en de Aziatische schoenmakers? Consumentenacties
tegen Nike hebben dat bedrijf er weliswaar toe aangezet om aan de ergste
misstanden in haar fabrieken iets te doen, maar geen van de multinationals
die zeggen dat zij aan "ethisch ondernemerschap" willen doen,
is tot dusver overgegaan tot zulke elementaire zaken als het erkennen
van vakbondsrechten, of het recht op fatsoenlijke beloning.
Overheid of markt?
Zoals gezegd: de bovengenoemde voorbeelden zijn
slechts een kleine greep uit een schier eindeloze stroom van verontrustende
berichten over de slijtage waaraan onze beschaving onderhevig is.
- Welke oplossing heeft "de markt" te
bieden voor de voortschrijdende segregatie in het onderwijs? Uit onderzoek
blijkt dat allochtone kinderen die aan het basisonderwijs beginnen met
een taalachterstand van 2000 woorden, er af komen met een achterstand
die is opgelopen tot 8000 woorden. Zou het verder verhogen van de ouderbijdragen
of het in het leven roepen van meer peperdure particuliere opleidingsinstituten
daar iets aan veranderen?
- Wat kan "de markt" doen om het steeds
nijpender tekort bij de politie op te vangen? In een intern rapport
stelde de Rotterdamse politie al in 1995 vast dat er een directe relatie
bestaat "tussen de cumulatie van problemen in wijken en buurten
en de veiligheid. Door de opeenstapeling van problemen als hoge werkloosheid,
armoede, verpaupering en handel in drugs, is er een hoge mobiliteit
en dus een geringe cohesie." Gevolg: grote onveiligheid. Als de
bewoners van dit soort wijken niet meer kunnen rekenen op een overheid
die de middelen, de mankracht én de ambitie heeft om deze problemen
te helpen oplossen, tot wie moeten zij zich dan nog richten?
- Welke "maatregelen" mogen wij van
"de markt" verwachten om iets te doen aan de nijpende positie
van de 499 inheemse plant- en diersoorten die op dit moment op de rode
lijst staan?
De vraag die hier onmiddellijk op volgt, luidt
natuurlijk: als "meer markt" niet de oplossing is, moeten wij
dan terug naar "meer overheid"? Bewijst de overheid niet dag
in dag uit evenmin in staat te zijn om onze problemen op te lossen? Sterker
nog: zijn niet de sectoren die op dit moment de grootste problemen hebben,
namelijk de zorg en het onderwijs, juist sectoren die in overheidshanden
zijn? Met andere woorden: zouden die sectoren nu niet juist kampen met
een "tekort aan marktwerking", zoals veel neoliberalen beweren.
Daarmee keren we terug tot de kern van dit betoog: het verband tussen
de veronachtzaming van de publieke sector en het verval van de beschaving.
Aan het falen van de overheid ligt namelijk een dieper probleem ten grondslag.
De technocratische wijze waarop achtereenvolgende kabinetten ons land
de afgelopen twee decennia hebben bestuurd, als ware Nederland geen land
maar een BV, is niet zonder gevolgen gebleven voor hoe mensen naar zichzelf,
de samenleving en de overheid kijken. De politiek van decentralisatie,
budgettering, verzelfstandiging, privatisering en marktwerking heeft gemaakt
dat alles in getallen uitgedrukt moest gaan worden. Wat niet meetbaar
is, zo luidt het nieuwe adagium, bestaat niet. Zo kon minister Hermans
van Onderwijs op het idee komen om al bij kinderen van vier jaar een test
af te nemen, terwijl zijn collega van Volksgezondheid ervoor heeft gezorgd
dat thuiszorg tegenwoordig wordt verricht met een stopwatch in de hand:
1 minuut voor het aantrekken van steunkousen, 2 minuten voor het aanleggen
van een verband. Alles moet gemeten, ook dat wat niet te meten valt. Daarmee
is er in de publieke sector, die vanouds gebaseerd is op vertrouwen, een
georganiseerd wantrouwen geslopen. De calculerende overheid heeft besturen
en werknemers in de publieke sector voortgebracht die nu ook van het calculeren
een dagelijkse activiteit hebben gemaakt. En de burger neemt, op zijn
beurt, het calculeren weer over van de overheidsdiensten.
Politici die zich beklagen over de juridisering van de samenleving en
over burgers die bij het minste of geringste ongenoegen een schadeclaim
indienen, zullen dus de hand in eigen boezem moeten steken. Een overheid
die zelf het publieke belang niet als primair uitgangspunt neemt, kan
zich niet beklagen over burgers die dat dan ook niet meer doen. En wie
kinderen, vanaf het moment dat zij in staat zijn televisie te kijken,
blootstelt aan een bombardement van reclameboodschappen waarin alles draait
om het verwerven van materieel bezit als "bewijs" van succesvol
menszijn, die moet niet gek opkijken dat jongeren later over een baan
in de gezondheidszorg roepen: "Dat is toch alleen voor losers!"
Stop de uitverkoop
Achtereenvolgende kabinetten hebben de publieke
zaak stiefmoederlijk behandeld en zijn derhalve de hoofdschuldigen voor
de alom zichtbare verschraling, de wachtlijsten, de ontevredenheid van
het personeel, de gegroeide impopulariteit van het werken in de publieke
sector en het daarmee samenhangende schrijnende tekort aan personeel.
Je kunt een slecht functionerende overheid natuurlijk "afschaffen",
door zoveel mogelijk overheidsdiensten te privatiseren (de letterlijke
uitverkoop) en door de sociale moraal te vervangen door de moraal van
de markt (de figuurlijke uitverkoop), maar is het niet logischer om eerst
eens goed na te denken over mogelijke verbeteringen? Er waren en zijn
immers goede redenen om genoemde sectoren niet over te leveren aan de
markt. Sectoren als zorg, onderwijs, openbaar vervoer en veiligheid lenen
zich niet voor verzelfstandiging, privatisering en marktwerking, net zo
min als het gevangeniswezen, de politie en de brandweer. "De markt"
brengt onmiddellijk een inbreuk teweeg op belangrijke sociale waarden,
bijvoorbeeld door ongelijkheid te creëren als het gaat om toegang
en kwaliteit.
De combinatie van een technocratische overheid, de oprukkende individualisering
en de ontmanteling van maatschappelijke verbanden heeft ertoe geleid dat
de publieke zaak is verweesd. De zogenaamde civil society, die door velen
wordt gezien als het belangrijkste bindmiddel van onze beschaving, is
in een kwade reuk komen te staan. Wie zich bekommert om zaken als solidariteit
en saamhorigheid, verbondenheid en belangeloosheid, is niet meer "van
deze tijd". Dat uit zich nergens zo scherp als in de welhaast epidemische
nonchalance ten aanzien van dat wat van ons allemaal is: de beschaving.
Als de beschaving een kleed is dat mensen door de eeuwen heen samen hebben
geweven, zoals wij hierboven hebben verwoord, dan zien we nu dat er gaten
beginnen te vallen in dat kleed. Wanneer we als samenleving niet de moed
hebben om dat proces een halt toe te roepen, zullen de gevolgen op termijn
zeer ernstig zijn. Niet alleen op politici, maar op álle burgers
rust de verantwoordelijkheid om de uitverkoop van onze beschaving te stoppen
en een verdere afbraak van de publieke zaak te voorkomen.
Het behoud van, en onderhoud aan wat wij als onze beschaving ervaren,
vormen een absolute voorwaarde om zicht te houden op het wenkend perspectief
van een samenleving waarin "het goede leven" voor álle
mensen een bereikbaar doel is geworden. Daarbij zijn woorden als "solidariteit"
en "verantwoordelijkheid" onmisbare begrippen. Aan belangrijke
voorwaarden voor een dergelijke samenleving is in ons deel van de wereld
voldaan in de vorm van onze culturele erfenis, onze ontwikkeling en onze
rijkdom. De vraag is nu: gaan we deze verworvenheden tot speelbal maken
van een eindeloze concurrentieslag van allen tegen iedereen, terwijl we
tegelijkertijd een meerderheid van de mensheid de mogelijkheid ontzeggen
om ook deel te nemen aan deze verworvenheden? Of proberen we door debat,
dialoog en persoonlijke inzet te komen tot een nieuw beschavingsideaal,
zodat het aloude streven om de wereld beter achter te laten dan wij hem
hebben aangetroffen nieuw leven wordt ingeblazen?
Wij kiezen voor het laatste en roepen iedereen
op datzelfde te doen. Help mee, stop de uitverkoop van de beschaving!
Mies Bouhuys
Wouter van Dieren
Bob Fosko
Karel Glastra van Loon
Freek de Jonge
Arjo Klamer
Jan Marijnissen
Huub Oosterhuis
Dorien Pessers
Harry de Winter
Nilgün Yerli
(Allen zijn lid van het bestuur van de stichting Stop de uitverkoop
van de beschaving)
Amsterdam, september 2001
|