
Stichting Stop de uitverkoop van de beschaving
Een reactie op de reacties op het manifest
9 Juni 2001 De publicatie van het manifest Stop de uitverkoop
van de beschaving op 1 mei 2001 NRC Handelsblad heeft geleid tot
een vloed van commentaren, columns, ingezonden stukken, brieven, en bijdragen
op onze website. De ondertekenaars van het manifest zijn buitengewoon
blij met al die reacties. Het starten van een maatschappelijk debat was
immers ons eerste doel. Graag gaan wij hieronder in op de meest gemaakte
opmerkingen en de belangrijkste kritiek.
De overweldigende meerderheid van de reacties had een toon van 'Eindelijk,
het moest eens duidelijk gezegd worden!' Onze zorg over de onverschilligheid
van de overheid ten aanzien van de publieke zaak, de verschraling van
de publieke sector, het geloof in 'de markt' als panacee, en de algemene
verzakelijking en vercommercialisering van de samenleving wordt door velen
gedeeld. De critici zijn te verdelen in twee groepen: zij die op de inhoud
van het manifest ingingen en zij die vooral opmerkingen hadden over de
vorm dat wil zeggen: over de stichting en haar oprichters. Om met
de laatsten te beginnen: nee, het feit dat iemand geld verdiend heeft
of verdient ontneemt hem niet het recht zich net als elk ander lid van
de samenleving uit te spreken. En nee, de ondertekenaars zijn niet lid
geworden van een mantelorganisatie van de SP. Zij hebben juist een onafhankelijke
stichting opgericht om de discussie zo breed mogelijk te kunnen voeren.
Dat de SP eerder campagne voerde onder dezelfde leus vonden de oprichters
geen doorslaggevend bezwaar. Dat Jan Marijnissen één van
de initiatiefnemers is, behoeft geen bevreemding te wekken. Zou maatschappelijk
engagement niet een wezenskenmerk van álle politici moeten zijn?
Interessanter zijn de opmerkingen die gemaakt zijn over de inhoud van
dit manifest. De meest gehoorde punten van kritiek zijn: de woorden 'uitverkoop'
en 'beschaving' zijn slecht gekozen, ze zijn te groot; het manifest miskent
het feit dat juist de sectoren die bestierd worden door de overheid falen;
de initiatiefnemers geven een vertekend beeld van 'de markt', en de stichting
heeft geen oog voor de civil society.
Allereerst enkele opmerkingen over het gebruik van het begrip 'beschaving'.
Zoals wij in ons manifest al schreven, bestaat er geen eenduidige opvatting
over wat we precies onder beschaving moeten verstaan. Wellicht is de omschrijving
van T.S. Eliot (1888-1965) bruikbaar. Deze Engelse auteur en nobelprijswinnaar
beschouwde beschaving als een kwestie van mind, manners and language,
of wel van het collectieve bewustzijn, de sociale omgangsvormen en de
taal van een samenleving. Wat zien we als we met die omschrijving in gedachten
naar ons huidige beschavingspeil kijken?
Het collectieve bewustzijn richtte zich gedurende het grootste deel van
de achter ons liggende eeuw vooral op het sociale, op dat wat mensen in
deze samenleving gemeen hebben. Sinds de jaren tachtig overheerst echter
een economisch zelfbeeld. Het politieke debat bestaat sindsdien voornamelijk
uit monetaire vertogen (de eindeloze debatten over de Zalmnorm zijn exemplarisch),
en de dominante waarden als het al waarden zijn zijn die
van economische rationaliteit en doelmatigheid. Liberalen en sociaal-democraten
zijn eensgezind van mening dat de BV Nederland zich moet conformeren aan
de eisen die de nieuwe economische wereldorde met haar vrijhandel, harde
concurrentieverhoudingen en nadruk op geld en efficiëntie stelt.
Sterker nog: ons land betoont zich internationaal een warm pleitbezorger
van vrijhandel en liberalisering. Dat deze nieuwe, economische wereldorde
er onder meer toe leidt dat het aantal arme landen alleen maar blijft
groeien, lijkt geen punt van overweging meer te zijn. Onlangs stelde Amnesty
International nog vast dat de huidige globalisering zorgt voor 'armoede
en wanhoop voor velen en gelijktijdige escalatie van de schendingen van
de mensenrechten'. En Europees Commissaris Pascal Lamy schreef in NRC:
'Vrijhandel garandeert geen rechtvaardigheid.'
Om in de neoliberale wereldorde zo goed mogelijk voor de dag te komen
dienen we onze eigen samenleving primair te zien als een economische productie-eenheid.
Of het nu gaat over de gezondheidszorg, het onderwijs, de kunst, de openbare
ruimte, het vervoer, het recht, natuur en milieu, de veiligheid, of de
media beleid, wetten en regels worden vooral uitgedrukt in termen
van efficiëntie en winst. Maar efficiëntie vandaag leidt niet
zelden tot inefficiëntie morgen. 'Winst' op één terrein
leidt niet zelden tot 'verlies' voor de samenleving als geheel. Om dat
te zien moet je gebruik willen maken van begrippen als rechtvaardigheid
en solidariteit, gelijkheid en waardigheid, respect en ontwikkeling. Maar
juist die begrippen lijken niet meer als vanzelfsprekend te horen bij
de 'moderne' mens, laat staan bij de 'moderne' politicus en dito overheid.
De vraag is hoe beschaafd dat is.
Het tweede element dat T.S. Eliot bepalend acht voor de mate van beschaving,
de sociale moraal, wordt aangetast door de contractuele moraal die zo
karakteristiek is voor de markt. De ontrafeling van de sociale moraal
is merkbaar in het gewone intermenselijke verkeer maar ook steeds meer
in de publieke sector. Tot dagelijkse ergernis van de mensen die het echte
werk in de publieke sector moeten verrichten, is er nauwelijks meer ruimte
voor dat wat de sociale moraal bepaalt: professionele autonomie, beroepsethiek,
loyaliteit aan de organisatie, affiniteit met het algemeen belang, en
de bereidheid volgens morele maatstaven de zorg en aandacht te geven die
de persoon of de publieke zaak verdienen en nodig hebben. Het wekt dan
ook geen verbazing dat de publieke sector met ernstige in het onderwijs
en de zorg zelfs dramatische personeelstekorten kampt. Wie doelbewust
de sociale moraal vernietigt, vernietigt ook de sociale status en de arbeidsvreugde
die van oudsher de beroepen in de zorg, het onderwijs en de rechterlijke
macht kenmerkten. Dat is onverantwoordelijk als we ons realiseren, sprekende
over de zorg, dat de zorgsector tegelijkertijd worstelt met een proces
van dubbele vergrijzing; dat is gewoon dom als we willen dat onderwijs
niet gelijk staat aan het volgieten van een vat, maar meer moet hebben
van het ontsteken van een licht; dat is de wortel aan de rechtsstaat als
de toegang tot het recht steeds meer afhankelijk wordt van het inkomen,
als de wachttijden toenemen, en de kwaliteit van de rechtspraak daar onder
te leiden heeft.
Dan het derde element in Eliots omschrijving van de beschaving: de taal.
Wij zijn van mening dat de taal aan de ene kant verzakelijkt en aan de
andere kant trivialiseert, waardoor het steeds moeilijker wordt om immateriële
zaken als verlangen, gevoel, of het 'grote' verhaal te verwoorden. De
taal wordt in toenemende mate beheerst door technocratische begrippen
als meetbaarheid, efficiëntie en resultaat. Zelfs over een gevoelig onderwerp
als euthanasie wordt vooral in termen van procedures en toetsingsmomenten
gesproken. Rust en bezinning, aandacht en zorgvuldigheid, maat en evenwicht:
deze woorden worden te groot bevonden voor het politieke en publieke debat
en worden verbannen naar de periferie van bijvoorbeeld de religie. Tegelijkertijd
berooft de opgeblazen taal van de reclame veel woorden langzaam maar zeker
van hun betekenis. Wat betekent het nog dat iets 'uniek' wordt genoemd?
Armoe is ook troef in de beeldtaal. De televisie lijkt zich steeds meer
te richten op entertainment dat vooral appelleert aan gevoelens. Door
middel van sensatie, geweld en seks kunnen hogere kijkcijfers worden gescoord
wat extra reclameopbrengsten genereert en dus goed wordt
bevonden naar de nieuwe, strikt-economische maatstaven. Pedagogische overwegingen
spelen vaak geen enkele rol.
Met het gebruik van het woord 'beschaving' willen we aangeven dat de verontrustende
ontwikkelingen op uiteenlopende maatschappelijke terreinen niet los van
elkaar begrepen kunnen worden. Er is sprake van een rode draad, een constante,
die benoemd moet worden. Bepaalde ontwikkelingen raken zo niet
meteen, dan toch zeker op termijn aan het fundament van onze cultuur,
de beschaving.
Dan het gebruik van het begrip 'uitverkoop'. In overdrachtelijke zin gaat
het ons om de uitverkoop van waarden door de politiek, waarden als solidariteit
en gelijkwaardigheid. Door onderdelen van de publieke sector jarenlang
te krappe budgetten op te leggen, is er 'betonrot in de pijlers van de
samenleving' ontstaan de beeldspraak is van Ad Melkert. De verschraling
van de publieke sector heeft er toe geleid dat er steeds meer particuliere
initiatieven komen die de vermogenden in staat stellen zich aan de gevolgen
van die verschraling te onttrekken. Zo wordt de publieke zaak steeds meer
overgeleverd aan de markt, en moeten begrippen als solidariteit en gezamenlijkheid
wijken voor markttermen als concurrentie en eigenbelang.
In letterlijke zin doelen we met het begrip uitverkoop op de privatisering
van nutsvoorzieningen. De heersende gedachte in de politiek is dat bijvoorbeeld
een verzelfstandigde en later te privatiseren NS alles beter kan dan een
overheidsbedrijf het zou kunnen. Als in de praktijk het tegendeel blijkt,
moet dat wel liggen aan het feit dat er onvoldoende is geprivatiseerd
en er niet genoeg marktwerking is. Maar er is nu eenmaal geen markt op
het spoor, en die zal er hopelijk ook nooit komen. Was het in de dertiger
jaren van de vorige eeuw nu juist niet een vorm van vooruitgang dat al
die kleine ondernemingen werden ondergebracht in één Nationale
Spoorwegen? Een markt voor energie is er inmiddels wél gecreëerd.
Elektriciteit kan nu overal worden ingekocht. En dat gebeurt dan ook:
ons land importeert nu steeds meer goedkope, vuile bruinkoolstroom uit
Duitsland, terwijl onze eigen schone energiecentrales sluiten. Is dat
vooruitgang?
Dit alles betekent overigens niet dat de ondertekenaars van het manifest
in alle gevallen tegen 'de markt' zijn, zoals sommigen schijnen te denken.
Markten zijn goed voor van alles en nog wat, mits werkzaam binnen een
strikt en nauwgezet na te leven wettelijk kader dat de sociale en milieuvoorwaarden
vastlegt. Marktwerking is ongewenst in sectoren waar zij onmiddellijk
een inbreuk teweeg brengt op belangrijke sociale waarden, zoals te veel
ongelijkheid als het gaat om toegang en kwaliteit. Zij is ook ongewenst
waar zij een integrale afweging van belangen hindert, waar zij het lange-termijnbelang
van de gemeenschap negeert, en waar zij leidt tot een concentratie van
macht die op haar beurt de democratisch gelegitimeerde, publieke bevoegdheden
beknot. Sectoren als zorg, onderwijs, openbaar vervoer en veiligheid lenen
zich naar onze stellige overtuiging niet voor verzelfstandiging, privatisering
en marktwerking, net zo min als het gevangeniswezen, de politie en de
brandweer.
Sommigen werpen tegen dat juist in genoemde sectoren op dit moment de
grootste problemen bestaan. Bewijst dat dan niet dat de overheid faalt?
Dat bewijst het inderdaad. Ons standpunt dat marktwerking in deze sectoren
niet gewenst is, wil niet zeggen dat wij gelijktijdig moeten vinden dat
de heersende politiek het góed doet. Integendeel. De ondertekenaars
zijn van mening dat achtereenvolgende kabinetten de publieke zaak stiefmoederlijk
hebben behandeld en daardoor de hoofschuldigen zijn voor de alom zichtbare
verschraling, de wachtlijsten, de ontevredenheid van het personeel, de
gegroeide impopulariteit van het werken in de publieke sector en het daarmee
samenhangende schrijnende tekort aan personeel. Je kunt een slecht functionerende
overheid natuurlijk 'afschaffen' en vervangen door de markt, maar is het
niet logischer om eerst eens goed na te denken over mogelijke verbeteringen?
Er waren en zijn immers goede redenen om genoemde sectoren niet over te
leveren aan de markt.
Een aantal van onze critici meent dat de markt juist de oplossing is van
al deze problemen. Je kunt je afvragen hoe het gesteld is met hun historisch
besef, en waar zij de afgelopen jaren zijn geweest. De vrije markt kent
niet alleen een invisible hand die stuurt, maar ook een invisible
foot die trapt. Hoeveel sociale strijd is er niet nodig geweest om
dat inzicht te doen dagen en compenserende maatregelen te treffen? Getuigt
het van beschaving om dat historische gegeven te negeren op het moment
dat de vrije markt maar nu op mondiale schaal door milieuvervuiling,
armoede, corruptie, prostitutie en criminaliteit scherper dan ooit laat
zien hoe hard haar invisible foot trapt?
Weer anderen vroegen zich af: Waar hebt u de civil society gelaten?
Hen willen we geruststellen. De maatschappelijke verbanden zijn ongemeen
belangrijk in onze samenleving. Hun betekenis is groot, maar moet in deze
discussie ook weer niet worden overschat. Immers, als het gaat om de sectoren
waar zich op dit moment de grootste problemen voordoen, is het de overheid
die beslist over de wettelijke kaders en die bepaalt welke budgetten er
beschikbaar zijn. Bovendien, wij menen dat de civil society niet
kan bloeien zonder dat er sprake is van een mens die zich ermee wil verbinden.
Welnu, als de overheid de burgers steeds maar weer voorhoudt dat het voortaan
'ieder-voor-zich' is, dan moet men niet raar opkijken wanneer de burger
ook steeds minder belangstelling heeft voor de organisaties en initiatieven
die deel uitmaken van de civil society. Juist zij die zich druk
maken over de maatschappelijke verbanden zouden moeten begrijpen dat wie
een land leidt als ware het een BV, van le citoyen een calculerende
burger maakt. Onder zulke omstandigheden leidt individualisering al snel
tot maatschappelijke onverschilligheid en gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel,
afname van de sociale controle, verminderde solidariteit en toename van
de eenzaamheid. Juist de paarse mens- en maatschappijvisie is naar onze
overtuiging funest gebleken voor de 'maatschappij van burgers'.
Het manifest omschrijft de beschaving als een kleed dat door de eeuwen
heen met gezamenlijke inspanning is geweven. Met deze metafoor willen
we tot uitdrukking brengen dat wat er aan beschaving is bereikt, het resultaat
is van een immense krachtsinspanning. Van schaven en bijschaven, van trial
and error, van behoedzaam reguleren van de sociale verhoudingen, van
maat en evenwicht. En dat altijd in het besef van de precaire aard van
het resultaat. Want wat in eeuwen is opgebouwd, kan in één
of twee generaties in belangrijke mate teniet worden gedaan. Vandaar onze
oproep: stop de uitverkoop van de beschaving.
(Aanstaande dinsdag, 12 juni vindt er in Felix Meritis in Amsterdam een
openbaar debat plaats tussen de voorstanders en de belangrijkste critici
van het manifest 'Stop de uitverkoop van de beschaving'.)
Mies Bouhuys
Wouter van Dieren
Bob Fosko
Karel Glastra van Loon
Freek de Jonge
Arjo Klamer
Jan Marijnissen
Huub Oosterhuis
Dorien Pessers
Harry de Winter
Nilgün Yerli
(Allen zijn lid van het bestuur van de stichting Stop de uitverkoop
van de beschaving)
|